Geen grote verschuivingen in het algemeen klassement van de Grande Boucle.
De Alpen, die meer dan een eeuw geleden voor het eerst werden opgenomen in het parcours van de Tour de France, vormden het decor van de zwaarste etappe van deze editie. Drie beklimmingen van de buitencategorie – Col de Granon, Col de la Madeleine en Col de la Loze – met steile stijgingspercentages in de dubbele cijfers en meer dan 5500 hoogtemeters maakten deze rit, die begon in Vif en eindigde nabij het skioord Courchevel, tot een ware uitputtingsslag.
De actie begon al vroeg, op de eerste klim, waardoor er slechts een dertigtal renners overbleef in de groep met de gele trui. Er vormde zich een kopgroep, maar die kreeg geen ruimte van het peloton, waar enkele ploegen met klassementsambities het tempo strak hielden. Rond zes kilometer onder de top van de Madeleine werd de vlucht ingerekend.
In de vallei, vlak voor een hergroepering dreigde, sprongen drie renners weg en slaagden erin om een voorsprong van enkele minuten op te bouwen. Uit dat trio plaatste Ben O’Connor (Jayco AlUla) met nog 15 kilometer te gaan zijn aanval. Hij reed solo naar de overwinning op de Col de la Loze, waar voor de derde keer in zes jaar een Touretappe finishte. De best geklasseerde renner van Soudal Quick-Step in deze eerste Alpenrit was Ilan Van Wilder.
Photo credit: ©Tim De Waele / Getty Images