Net voor zijn debuut bij The Wolfpack kijken we met de Belg terug op zijn eerste weken bij de ploeg en zijn verwachtingen voor de start van zijn seizoen

Onze tweede trainingsstage in Calpe zit er net op. Alles is goed verlopen. Alleen was ik even ziek in het begin van de stage. Gelukkig gaat het intussen beter en heb ik goed kunnen trainen. Ik moet zeggen dat ik mij sinds mijn komst nooit ongemakkelijk heb gevoeld in de ploeg. Al vanaf de eerste stage in december ben ik door iedereen goed ontvangen. Ik had meteen met iedereen een goede band. En die is er nog steeds, zowel met de renners als met de staf. Je ziet dat de zij aan alles denken, nog voor je er zelf aan moet denken. En dat tot in de fijnste details. Iedereen is enorm gepassioneerd door de koers en top in wat hij doet. Iedereen kent zijn job.

Het is leuk dat er nu vier renners van ons trainingsgroepje De Melkerie voor de ploeg rijden: Tim Declercq, Yves Lampaert, Stijn Steels en ikzelf. Dat is een pluspunt en heeft de integratie nog makkelijker gemaakt dan die al was. Stijn en Tim ken ik al erg lang. We zaten samen bij Topsport Vlaanderen en trainden ook toen ook al in ons groepje.  Al willen we nu ook niet té veel met elkaar optrekken. Dat is misschien wat minder prettig voor de anderen. Anderzijds zijn we ook echt vrienden. We hebben elkaar misschien leren kennen in de koers, maar zijn intussen een echte vriendengroep geworden. We doen ook buiten de trainingen en wedstrijden die we rijden dingen samen.

Waarom het zo goed klikt tussen ons? We hebben dezelfde humor, dezelfde interesses. We zijn ook allemaal redelijk nuchter, denk ik, zullen nooit uit de hoogte doen. We maken graag ‘leute’ en kunnen met onszelf lachen. De grootste ‘affront’ die je kan meemaken is er in een wedstrijd af worden gereden door een andere Melker (zo worden de leden van De Melkerie genoemd, red.). Daar wordt daarna dan veel over gepraat en gelachen. Toen Tim vorig jaar op enkele honderden meters van de overwinning in Le Samyn strandde, hebben we er wel even mee gelachen, zo van ‘het sloeg in zijn benen, hij bevroor’. Maar anderzijds vonden we het wel super jammer. Gelukkig voor hem won er met Florian Sénéchal een ploegmaat, al had hij misschien ook graag zelf gewonnen. Dan had hij ons kunnen trakteren op taart. In elk geval hadden we nooit kunnen dromen dat er nu vier Melkers bij Deceuninck – Quick-Step rijden.

“Ik ben geen kattensprinter, maar kan lang hard rijden”

Deceuninck – Quick-Step is voor mij de eerste ploeg in de WorldTour. Het was voor mij het juiste moment om de overstap te maken. Ik had bij Cofidis al heel wat WorldTour-koersen gereden – ik denk onder andere aan de klassiekers en Parijs-Nice – en merkte daar dat ik als het aankomt op het aantrekken van sprints het niveau aankan. Ik voel me ieder jaar sterker worden. Vorig jaar heb ik wat pech gehad met ziekte, maar ik denk dat ik me de jongste jaren bij Cofidis toch echt ontwikkeld heb. Ik zat er toch altijd nog in de finale van de klassiekers. Al is het niet altijd makkelijk om je te tonen in de lead-out als je ook de laatste kilometers voor je rekening moet nemen. Idealiter heb je daar nog een mannetje voor.

Patrick Lefevere omschreef me tijdens de perspresentatie als lead-out. Dat is ook de geschikte rol voor mij, wat ik het beste kan. Vroeger was ik zelf sprinter en reed ik regelmatig top tien, top vijf of zelfs podium. Maar ik kon niet winnen. Ik heb daarna de klik gemaakt. Ik heb er geen problemen mee om te werken voor een andere renner. Ik heb een redelijk lange sprint en heb vaak nog genoeg overschot in finales, dat is geschikt voor een lead-out. In een ideaal scenario zit er in de slotkilometers nog een renner voor mij die me afzet op een vijfhonderdtal meter van de meet, zodat ik onze sprinter fris kan afzetten op ongeveer tweehonderd meter. Zo een lange sprint voor de eigenlijke sprint ligt me wel. Ik ben niet snel genoeg, ben geen ‘kattensprinter’. Maar ik kan wel relatief lang hard rijden.”

"In de komende wedstrijden ben ik de lead-out voor Hodeg"

Sprinters moeten hun lead-outs blindelings kunnen vertrouwen. De eerste contacten met de sprinters van de ploeg verliepen goed. Het klikte, zowel met Alvaro Hodeg, Fabio Jakobsen als Sam Bennett. In de eerste wedstrijden van het jaar zal ik vooral voor Alvaro de sprint aantrekken. We rijden binnenkort samen de Vuelta a San Juan en de Tour Colombia en het is toch de bedoeling om al meteen relatief goed te presteren. Alvaro is natuurlijk enorm gemotiveerd om zich te tonen in zijn vaderland Colombia. En ik zie het ook echt zitten! Wel wordt het even afwachten hoe mijn lichaam zal reageren op de hoogte. Ik heb nog nooit gekoerst op zo’n hoogte. Ik hoop vooral mijn job goed te kunnen doen. Dat geldt voor heel het seizoen. Ik zal tevreden zijn als ik weer een stap vooruit heb kunnen zetten, dat het gevoel goed zit en als de sprinters tevreden zijn over mijn werk.

Photo credit: ©Sigfrid Eggers

Onze wolven